Een rustige zaterdagochtend… tot het ineens allesbehalve rustig was

 

Het was een rustige start op zaterdagochtend. De dames hadden heerlijk uitgeslapen tot een uur of tien, half elf. Net na het ontbijt zaten ze op de bank, ieder even op hun scherm, terwijl ik alles klaarzette om hun haren te doen. Ik besloot nog snel een kop thee te drinken voordat we zouden beginnen.

Ik zat nog maar net aan tafel toen er ineens een schreeuw uit Abby kwam, een geluid dat ik nu, dagen later, nog steeds in mijn oren hoor. De andere twee dames waren ook luidruchtig aanwezig, dus mijn eerste reactie was: “Dames, het mag wel ietsje rustiger.”

 

Totdat ik zag hoe Abby plotseling volledig achterover op de bank lag, haar lichaam gestrekt, en er opnieuw een schreeuw uitkwam. Mijn hart sloeg over. Ik sprong op, vloog naar haar toe, en zag hoe haar hele lichaam begon te schokken. Ik riep naar mijn partner en greep direct mijn telefoon.

 

“Met 112, in welke plaats?”

“Gilze!”

“Brandweer, politie of ambulance?”

“Ambulance! Ambulance!”

 

Abby bleef schokken. Tussen het beantwoorden van vragen door, hoe vaak ze ademhaalde, hoe lang het al duurde, bleef ik bij haar. Net voordat de ambulance arriveerde, stopte het. Abby was echter nog compleet van de wereld. Haar bloedsuiker werd gecontroleerd, maar ik was zo in de war dat ik dat moment niet eens echt meemaakte. Ondertussen hield ik ook Sanne en Lotte in de gaten: Sanne was doodsbang en vluchtte naar papa, terwijl Lotte juist nieuwsgierig meekwam en zelfs het ambulancepersoneel wilde helpen.

Omdat Abby niet door ons smalle halletje op de brancard paste, tilde de ambulancebroeder haar naar buiten. Ik griste mijn tas en telefoon mee en stapte bij haar in. Onderweg naar het Elisabeth Ziekenhuis kreeg ze verschillende checks, een infuus en een ambulance-knuffelpoppetje. Ze braakte nog een paar keer en was nog steeds niet echt bij kennis.

Op de spoedeisende hulp werden we meteen een kamer in gebracht. Het was er druk, met meerdere verpleegkundigen die de overdracht deden. Abby lag nog steeds diep weg, soms bewoog ze even. Veel ging langs mij heen, ik kon alleen maar gefocust blijven op Abby en proberen niet gek te worden van alles wat door me heen ging.

Al snel werd besloten dat ze naar de kinderafdeling zou gaan en sowieso een nacht moest blijven. Daar zou ze in de gaten worden gehouden, de volgende ochtend een EEG krijgen, en op termijn een MRI onder narcose. Zonder narcose was dit, door haar verstandelijke beperking, simpelweg onmogelijk. Helaas zou de MRI door de wachtlijsten nog maanden op zich laten wachten.

 

Na zes uur begon Abby langzaam weer bij te komen. Ze keek me aan, weer wat meer de ‘oude’ Abby. Maar haar eerste woorden zal ik nooit meer vergeten:

 

 “Mama, goed hè, dat ik terug ben… en niet dood gebleven ben.”

 

Het kostte me al mijn kracht om niet in huilen uit te barsten. Ik zei haar dat ik heel blij was dat ze weer wakker was en dat ik heel veel van haar hield, terwijl ik haar hand vasthield. Ik had haar zó graag vastgepakt, geknuffeld… maar Abby houdt door haar autisme niet van aanraking, en dat respecteren we altijd. Juist daarom koesteren we de momenten dat het wél vanuit haarzelf komt.

 

Even later kwam de neuroloog. Ze bevestigde dat er epileptische activiteit was gevonden, en dat Abby een tonisch-clonische aanval had gehad. De kans op herhaling was groot, waarschijnlijk binnen een jaar, maar gelukkig niet binnen twee weken.

 

Rond half twee mochten we naar huis. Wat er die dag gebeurd was, vond ik doodeng. De onvoorspelbaarheid, het wat als het ’s nachts gebeurt, het steeds weer controleren of alles goed gaat… We gebruikten de babymonitor eigenlijk niet meer, maar in de weken erna keek ik er meerdere keren per nacht op.

 

Pas thuis begon de verwerking echt. Die ene schreeuw blijft in mijn oren hangen. Ik had zó graag met haar willen ruilen. Toch heeft Abby me verbaasd met haar kracht en positiviteit. Daar kan ik nog heel veel van leren.