Wat is epilepsie? 

 

Bij een epilepsieaanval beginnen hersencellen heel snel allerlei seintjes af te geven. Denk aan een groot kruispunt, waarbij alle stoplichten tegelijk op groen springen. Alle seintjes vliegen door elkaar heen, waardoor je hersenen niet meer normaal kunnen werken. Op dat moment is er een epileptische aanval.

Er zijn verschillende soorten aanvallen. Een belangrijk verschil is waar de aanval precies begint: in één deel van de hersenen, of in beide hersenhelften tegelijk.

 

Meestal duren epileptische aanvallen maar kort, zoals een paar seconden of minuten. Soms duren ze langer. Hoe een aanval eruitziet verschilt per persoon en per aanval. De symptomen of kenmerken zijn dus bij iedereen anders.

 

Verstoring in de hersenen

Epilepsie ziet er dan wel bij iedereen anders uit, maar het begint altijd in de hersenen. In onze hersenen praten miljarden hersencellen met elkaar. Dat doen ze via elektrische pulsjes. Daardoor kun je lopen, praten, denken, zien. Bij een epileptische aanval is er een plotselinge verstoring in de hersenen. Door die ‘kortsluiting’ heb je even geen controle meer over je lichaam.

Verschillende soorten aanvallen

Er bestaat niet één soort epilepsie. De meest bekende epileptische aanval is als iemand op de grond valt, even buiten bewustzijn is en gaat schokken met armen en benen. Maar er zijn veel meer soorten epileptische aanvallen. Je kunt ook alleen een vreemde tinteling voelen, niet uit je woorden komen of even voor je uit staren. Hoe jouw aanval eruitziet, hangt af van waar de ‘kortsluiting’  in je hersenen zit. In een klein deel of overal.

 

Wanneer epilepsie?

Eén epileptische aanval betekent nog niet dat je epilepsie hebt. Soms is er een duidelijke aanleiding (uitlokker) voor de aanval en komt er nooit meer een volgende.

Je hebt epilepsie als je:

  • meerdere epileptische aanvallen hebt gehad;
  • één epileptische aanval hebt gehad en er zijn afwijkingen op het EEG (hersenfilmpje) of een CT- of MRI-scan te zien.

 

Aanvallen met een focaal begin (in één deel van de hersenen)

Dit soort aanvallen komt het meest voor. Wat er tijdens een aanval gebeurt, hangt af van de plek in de hersenen waar de kortsluiting begint.

Soms ga je bijvoorbeeld steeds dingen oppakken, of kun je je spieren niet meer aanspannen. Ook kun je ineens geluiden gaan maken of sommige dingen gaan herhalen. De aanval in je hersenen zorgt voor een reactie in je bewegingen (motorische kenmerken).

Ook kun je last hebben van een tintelend gevoel, of je ruikt of proeft vreemde dingen (niet-motorische kenmerken). Je bent soms nog goed bij bewustzijn, maar vaak ook minder goed. Ook kun je in de war zijn en niet meer goed reageren.

Er bestaan verschillende soorten focale aanvallen:

  • Focale aanval met intacte gewaarwording: bij deze aanval ben je nog goed bij bewustzijn.
  • Focale aanval met verminderde gewaarwording: je bent minder goed bij bewustzijn. Hierdoor kun je niet meer goed reageren en in de war zijn.

 

anvallen met een gegeneraliseerd begin (in beide hersenhelften)

Deze aanvallen beginnen in beide hersenhelften. Je raakt helemaal buiten bewustzijn. Meestal beweeg je duidelijk met je armen en benen, soms ook met je hoofd en romp. Dat soort grote aanvallen gebeurt vaak in een bepaalde volgorde:

  1. Je lichaam verstijft (tonische deel van de aanval).
  2. Je lichaam schokt (clonische deel van de aanval).
  3. Je lichaam verslapt (atonische deel van de aanval).
  4. Je lichaam herstelt.

Als je lichaam herstelt, kom je weer langzaam bij. Je bent dan vaak erg moe en kunt soms hoofdpijn en spierpijn hebben. Soms ben je er na vijf minuten bovenop. Maar soms duurt het ook wel een dag voordat je weer de oude bent.

De verschillende delen van de aanval kunnen ook los van elkaar gebeuren. Je lichaam verstijft dan bijvoorbeeld alleen, zonder dat het gaat schokken of verslapt. Of het verslapt juist, zonder eerst te verstijven of te schokken.

Er zijn ook aanvallen waarbij je lichaam niet beweegt, een absence. Het lijkt dan alsof je even een tijdje voor je uit zit te staren. De aanval duurt meestal maar een paar seconden. Ze vallen dus ook niet zo op. Daarom kan het bij deze aanvallen lang duren voordat je de diagnose epilepsie krijgt.

Andere namen voor aanvallen met een gegeneraliseerd begin zijn grote aanval.

 

Het kan best lastig zijn om een epileptische aanval bij iemand te herkennen. Er zijn verschillende soorten aanvallen, met verschillende kenmerken. Lichamelijke kenmerken zijn meestal goed te herkennen. Bij mentale kenmerken is dat wat lastiger.

Lichamelijke kenmerken zijn bijvoorbeeld bewegingen van lichaamsdelen, of zelfs het hele lichaam. De patiënt heeft geen controle over deze bewegingen. Soms zijn het kleine schokjes die snel weer over zijn. Maar de spieren kunnen ook juist slap worden.

Bij een heftige aanval hebben mensen moeite met ademhalen en kunnen ze zelfs blauw aanlopen. Ook wordt er veel speeksel aangemaakt en bijt iemand soms hard op zijn tong. Er kan dan bloed uit de mond lopen. Het kan ook gebeuren dat je tijdens een aanval urine verliest, of moet overgeven.

Mentale kenmerken hebben te maken met hoe iemand zich voelt of gedraagt. Zo kun je tijdens een aanval het bewustzijn verliezen. Soms een beetje, maar soms ook helemaal. Het komt ook voor dat een patiënt in de war of angstig is. Iemand kan dan tijdens een aanval zomaar weglopen of agressief worden.

Soms valt een aanval niet eens op. De patiënt is dan even een paar seconden afwezig, het lijkt alsof iemand even voor zich uit staart. Een voorbeeld van zo’n korte aanval is een absence.

 

 

Epilepsie bij kinderen

Er zijn ook vormen van epilepsie die vooral bij kinderen voorkomen.

Mentale en lichamelijke kenmerken

Absences komen vooral voor als epileptische aanval bij kinderen vanaf 6 jaar. Meisjes hebben er vaker last van dan jongens. Er zijn 3 soorten absences, met elk hun eigen kenmerken:

  1. Het kind is heel even afwezig. Dit duurt niet langer dan een halve minuut. Het kind staart dan voor zich uit, soms met kleine bewegingen of schokjes van lichaamsdelen. Dit heet een typische absence.
  2. Het is kind is afwezig en laat daarnaast nog andere kenmerken zien. Dat kunnen wilde bewegingen en spierkrampen zijn. De aanval begint langzaam en wordt dan heftiger. Daarna wordt deze weer langzaam minder. Dit heet een atypische absence.
  3. Het kind is minder afwezig dan bij een (a)typische absence. Wel trekken veel spieren samen. Je ziet dit vooral in het gezicht, de schouders, de armen en de benen. Soms is dit zo heftig dat het kind omvalt. Dit heet een myoclonische absence.

Alleen lichamelijke kenmerken

Er is nog een andere vorm van epilepsie die veel voorkomt bij kinderen, namelijk rolandische epilepsie. Tijdens een aanval trekt het kind met de mond en begint te kwijlen. Het kind is wel bij bewustzijn maar praten lukt niet.

De aanval kan erger worden, waarbij het kind niet reageert of zelfs een grote aanval krijgt. Rolandische epilepsie komt vooral voor bij kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar.

 

Kenmerken epilepsie

Bij elke epileptische aanval is het zo dat je zelf geen controle meer hebt. Je kunt dus niets doen om te zorgen dat de aanval stopt. Verder kunnen aanvallen per persoon erg verschillen. Een epileptische aanval heeft vaak een of meer van de volgende kenmerken:

  • verlies van bewustzijn (helemaal of voor een deel)
  • schokken van lichaam of lichaamsdelen
  • verward of angstig gedrag
  • draaien van de ogen
  • moeite met praten
  • bijten op de tong
  • urineverlies.

 

Behandeling van epilepsie

De meeste mensen met epilepsie slikken medicijnen tegen de aanvallen. Als die niet helpen, word je soms geopereerd. Ook zijn er behandelingen mogelijk.

 

Status epilepticus

Een status epilepticus is een epileptische aanval die langer dan 5 minuten duurt, of een serie aanvallen achter elkaar. Tussen de aanvallen door kom je niet bij bewustzijn. Een status epilepticus moet worden gestopt met noodmedicijnen. Als dit niet gebeurt, kun je soms overlijden.

 

Gevolgen van epilepsie

Epilepsie kan veel gevolgen hebben voor je dagelijkse leven. Je zult er niet elke dag last van hebben. Maar je bent misschien wel elke dag bang om een aanval te krijgen. Dat roept veel vragen op. Want waar moet je allemaal rekening mee houden?

Gelukkig kun je vaak gewoon je leven blijven leiden zoals je dat voor de diagnose al deed. Wel zijn er dingen waarbij je even wat meer op moet letten. Dit zijn situaties waarbij een aanval tot nare gevolgen kan leiden.

Als je een epilepsieaanval krijgt als je in bad gaat, kun je bijvoorbeeld verdrinken. Het is daarom beter om een bad te nemen als er iemand anders bij is, of om een douche te nemen. Ook in het verkeer zijn er risico’s. Daarom gelden er voor het besturen van bijvoorbeeld een auto speciale regels.

Sommige mensen hebben vaak tijdens hun slaap grote aanvallen. Er bestaat dan een klein risico dat je hierdoor overlijdt. Het is dan ook belangrijk om iemand die ‘s nachts aanvallen heeft, niet alleen te laten.

De gevolgen van epilepsie zijn niet bij iedereen hetzelfde.